In de problemen

  • 10 april 2021

Afgelopen tijd heb ik met twee leerlingen intensieve gesprekken gevoerd. Beide jongens staan er niet zo goed voor. De ene, havo 5, hikt tegen zijn diploma aan - natuurlijk hoop ik dat hij het haalt! - ; de andere, vmbo 3, maakt een grote kans om dit jaar over te moeten doen. Als mentor vraag ik me rond die gesprekken af wat ik er nog aan kan doen. Maar ook hoe deze problemen zijn ontstaan. En met dat woord 'problemen' raken we gelijk een begrip dat we tot de 21e-eeuwse-vaardigheden moeten rekenen: "probleemoplossend vermogen".

De laatste jaren is er veel aandacht voor de vaardigheden die onderwijskundigen nodig achten om de 21e eeuw aan te kunnen. Behalve om probleemoplossend vermogen gaat het dan onder andere ook om samenwerken, analyseren, evalueren, reflecteren en kritisch denken. Anders dan sommigen denken, zijn deze vaardigheden niet nieuw zo aan het begin van de 21e eeuw. Ook in de klassieke oudheid kwamen de meeste in het schoolsysteem al voor. Daarom is het des te opvallender dat zoiets als probleemoplossend vermogen de laatste jaren meer aandacht krijgt dan enkele tientallen jaren geleden. Blijkbaar is daar een reden voor.

Een eenvoudige verklaring daarvoor lijkt dat de omstandigheden voor de leerlingen in het voortgezet onderwijs zo rond 1990 minder een beroep deden op de vaardigheid om problemen op te lossen. Er wordt dan gezegd dat het leven ingewikkelder geworden is. En toch denk ik dat je naar iets anders moet kijken. Was het 'vroeger' vrij normaal dat jongeren door discipline en volharding een eigen gekozen doel nastreefden, sindsdien lijkt het alsof ouders zich meer met de randvoorwaarden zijn gaan bemoeien. Denk aan het begrip 'curlingouders' (Luizenmoeder): ouders doen hun best om het pad voor hun lieveling volledig te effenen zodat zijn of haar talenten optimaal tot ontwikkeling kunnen komen.

Wat breder lijkt dit probleem in de hele samenleving voor te komen. "Het doel van je leven is gelukkig te zijn. Het doel in je leven is te groeien. Het doel van je leven is je passie te volgen. Het doel in je leven is vrijheid, vreugde en plezier." (citaat via Google..) En hoe kijken we dan naar jongeren die niet gelukkig zijn, en schijnbaar ook niet groeien maar zonder veel interesse in het leven  hun tijd vullen met netflixen en niksen? Jongeren die (nog) geen doel in hun leven hebben? Zijn dat losers? Moeten wij als docenten en opvoeders hen steeds maar weer prikkelen om op zoek te gaan naar het hoogste doel in het leven?

Ik zie dit als een pedagogisch gevaar...

Ik ben er van overtuigd dat talenten misschien wel meer tot ontwikkeling komen als er weerstand is. Problemen zouden eerder stimulans dan belemmering moeten zijn.

Ouders hoeven dus niet elke oneffenheid te verwijderen voor de ontwikkeling van hun zoon (of dochter)! Laat hem rustig eens vastlopen, over de kop gaan of tegen een muur botsen. Het moet niet het probleem van ouders worden als een jongen niet overgaat of alleen met een jaar extra een diploma haalt.

En jongeren moeten weer leren wat discipline is: niet werken omdat het (altijd) leuk is, maar werken en leren omdat het moet; wat wil je anders? Mag ik dit een nieuwe pedagogische focus noemen?

En hoe breng ik dit idee nu bij die jongens uit vmbo 3 en havo 5? Moet ik niet een klein beetje aansluiten bij de manier waarop ze gewoonlijk denken? Ik moet hen toch aanspreken, stimuleren, corrigeren, enthousiasmeren, inspireren, kortom: begeleiden en zo al mijn energie inzetten voor een optimale begeleiding! Of moet ik iets minder begeleiden, en wat minder de perfecte mentor willen zijn? En is het dan ook gewoon prima als ze ontdekken dat ze struikelen en vallen...?


Reageer!

Neem contact met mij op als je denkt dat ik over dit onderwerp iets voor jou of je bedrijf kan betekenen!